Kopstukken

Ludovicus Theissling (1856-1925)

ij was de eerste en enige Nederlander die gekozen werd tot magister van de orde der dominicanen, van 1916 tot zijn dood in 1925. Voordien was hij provinciaal in de Nederlandse provincie, die destijds groeide als kool. Een portret door zr. Bep van der Wilk o.p.

Bernardus Theissling werd op 31 januari 1856 in Alkmaar geboren als zoon van Duitse immigranten. In 1873 werd hij lid van de Dominicaner Orde, waar hij de kloosternaam Ludovicus ontving. Hij werd prior van Huissen in 1891, prior in Nijmegen in 1894 en provinciaal overste in 1896. De Nederlandse provincie heette toen nog Germania Inferior, vanaf 1945 werd dat om begrijpelijke redenen Neerlandiae genaamd.

Gouden tijd
Het was in verschillende opzichten een ‘gouden’ tijd. In Nederland werden veel jongeren lid van de Orde. Dat was voor een niet gering deel te danken aan de aantrekkingskracht van het Sint Dominicus College dat vanaf 1905 alleen toekomstige dominicanen accepteerde als leerlingen.
Theissling zorgde voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Hij stelde broeders vrij voor dat werk en stuurde veelbelovende jongeren naar de universiteit om filosofie en theologie te studeren, maar ook wiskunde en natuurwetenschappen.

Zinvol werk
Die goede opleidingen hadden ook een nadeel, want Nederlandse broeders werden nogal eens aangesteld tot docenten in internationale studiehuizen van de Orde. Dat was eervol, maar bracht grote financiële lasten met zich mee. De Nederlandse provincie betaalde de opleidingen, maar de hele Orde profiteerde ervan. Theissling probeerde dat in Rome aan de orde te stellen, maar kreeg weinig gehoor.
In het eerste kwart van de 20e eeuw groeide het aantal Dominicanen in Nederland van 300 tot bijna 400. Voor alle jonge paters moest een zinvol werkterrein worden gevonden. Provinciaal Theissling nam enkele hulpkerken en nieuwe parochies aan; begeleidde de bouw van het Thomasklooster in Zwolle, dat in 1901 het nieuwe studiehuis werd, en zocht missiegebieden waar Nederlanders konden werken. In 1905 werkten er veertig paters buiten de provincie: op Curaçao en Puerto Rico.

Kapittel van de orde in 1916. Onder een detail, waar Theissling rechts zit en links zijn voorganger.

Van provincie naar orde
Theissling werd beschouwd als energiek, intelligent, constructief en pastoraal. Hij kon mensen enthousiast maken. Hij was vroom en had een grote verering voor Sint Dominicus.
De toenmalige Magister van de Orde, Hyacinthe Marie Cormier, was bij zijn aantreden in 1904 al 72 jaar. Hij voelde zich op den duur niet meer in staat om in afgelegen streken op visitatie te gaan en vroeg daar in 1908 Theissling voor. Deze maakte vele reizen en zo leerde hij veel provincies in de wereld kennen.

Magister
Het kapittel van 1916, het jaar waarin het zevende eeuwfeest van de Orde werd gevierd, koos al in de eerste stemronde Ludovicus Theissling tot Magister. Na de Oostenrijker Andreas Frühwirth (1891-1904) was hij de tweede niet-Latijnse Magisters sinds 1252.
Theisslings onderzocht de provincies via een uitgebreide vragenlijst en bezocht provincies in Azië, Zuid-Amerika en Europa.
De Nederlandse broeders vonden Theissling in zijn nieuwe functie niet veranderd, zelf was hij kritisch op de beperkte geest van zijn Nederlandse broeders. Hij vond hen onvoldoende internationale georiënteerd.

Bestuur
Theissling drong in de Orde aan op een betere navolging van het voorbeeld van Dominicus, die activiteit en contemplatie met elkaar in evenwicht hield. Hij hervormde onder meer de regel voor de Derde Orde (de huidige lekendominicanen) en de vertegenwoordiging van missiegebieden in de Orde. Hij zorgde voor drie benoemingen van dominicanen aan de nieuwe Katholieke Universiteit van Nijmegen en weigerde de overdracht van de Nederlandse broeders van Puerto Rico aan Amerikaanse dominicanen.
In 1921 werd de zevenhonderdste sterfdag van Dominicus herdacht. Tijdens de plechtige processie in Bologna, waar Dominicus gestorven en begraven is, droeg Magister Theissling met veel devotie en onder tranen de relikwie van het hoofd van Dominicus.

Na 33 jaar pas begraven
Enkele jaren later werd Theisslings gezondheid verzwakt door hartklachten. In 1924 vroeg hij ontheffing van zijn taak, maar dit werd geweigerd. Hij schreef daarover in zijn brief aan de Orde van 2 mei 1925. Twee dagen later overleed hij.
Ludovicus Theissling werd begraven in de grafkapel van de Dominicanen op het kerkhof Campo Verano in Rome. Dat was althans de bedoeling, maar in 1958 bleek de zinken kist met zijn lichaam nog steeds boven aarde te staan. De kist was 6 cm te lang voor de grafkapel. In hetzelfde jaar vond een plechtige herbegrafenis van zijn stoffelijk overschot plaats in de kerk van Santa Sabina in Rome.

Bep van der Wilk o.p.

Dit artikel is in een langere versie verschenen in het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Dominicaans Leven.