19 April 2010

Dominicanen in Canterbury, Engeland

Ga naar overzicht

Deel op:

idden in Canterbury, aan beide oevers van het riviertje de Stour, staan de overblijfselen van een Dominicanenklooster (Blackfriars in het Engels). Aan de ene oever staat de Refter en aan de andere kant het oude gastenverblijf – een pittoresk geheel.

Tekst en foto’s van Henk la Roi, overgenomen uit Presenteerblad, periodiek van de dominicaanse kerk in Zwolle.

In 1221 komt een groepje van dertien dominicanen aan in Engeland. Op weg naar Londen komen ze door Canterbury waar ze zich voorstellen aan de aartsbisschop. De aartsbisschop gebiedt de prior voor hem te preken en is zo onder de indruk dat hij een levenslange vriend van de Dominicanenorde blijft.

In 1236 schenkt koning Hendrik III de orde een eilandje in de rivier de Stour die door Canterbury stroomt. De Dominicanen staan in goed aanzien bij de opeenvolgende koningen van Engeland, want regelmatig wordt er melding gemaakt van een gift aan klooster en broeders.


Als in 1293 de bisschopszetel tijdelijk vacant is, plundert Edward I de aartsbisschoppelijke bossen en geeft een aantal bomen aan de Dominicanen als brandhout. In 1394 wordt het provinciaal kapittel gehouden in Canterbury. Alle broeders gaan in processie naar de kathedraal. Een van hen preekt er in de landstaal.

Na dit spirituele begin worden er vervolgens drie dagen lang banketten aangericht in tenten op het kloosterterrein. De gastvrijheid wordt bekostigd door de aartsbisschop, de prior van naburig Christchurch en de abt van het St Augustinusklooster. Als dankbetuiging dienen alle Dominicaanse broeders in Engeland zes missen op te dragen voor de monniken van beide kloosters.

Hendrik VIII
Aan de welwillendheid van de koning komt een einde als in 1535 aartsbisschop Thomas Cranmer preekt dat niet de Paus maar Hendrik de Achtste de baas is in de kerk. Hendrik wil scheiden en krijgt van de paus geen toestemming.
Thomas Cranmer levert hem de nodige theologische onderbouwing voor de hervormingen in de kerk van Engeland. De prior van de Dominicanen in Canterbury gaat hier natuurlijk tegenin. Thomas klaagt de prior aan bij de koning en de prior redt het vege lijf door naar Frankrijk te vluchten.

Het betekent wel het eind van de Dominicaanse aanwezigheid in Canterbury. In 1538 verlaten de broeders hun huis.